Röntgen, CT, MRI: wat is het verschil?

Röntgen, CT, MRI: wat is het verschil?

Bij lichamelijk onderzoek kunnen diverse technieken worden gebruikt. De belangrijkste technieken om je lichaam van binnen te bekijken op een rijtje: echo, röntgen CT, PET en MRI.

Echo
Echografieën worden vooral bij buikklachten (en tijdens zwangerschappen)gemaakt. Dit gebeurt met geluidsgolven vaneen hoge frequentie. De golven worden door de lichaamsweefsels teruggekaatst en omgezet in videobeeld.

Röntgen
om een beeld te krijgen van bijvoorbeeld botbreuken worden röntgenfoto’s gemaakt. De röntgenstralen gaan door het lichaam heen en geven een soort schaduwbeeld van de organen en het skelet. Ook bij het vermoeden van hartfalen, een longontsteking of een longtumor kan een röntgenfoto meer duidelijkheid geven.

CT (Computer Tomografie)
Bij een CT-scan wordt ook gebruik gemaakt van röntgenstraling, alleen worden nu dwarsdoorsneden gemaakt die door de computer worden vertaald in 3D-beelden. Zo kunnen alle organen, maar ook afwijkingen aan botten of weefsels worden bekeken.

MRI (Magnetic Resonance Imaging)
Werkt niet op basis van straling, maar met radiogolven. De patiënt ligt in een buis waarin een heel sterke magneet zit die het lichaam magnetisch maakt. Omdat de chemische samenstelling van weefsels varieert, zijn ook hun magnetische eigenschappen verschillend. Dankzij deze verschillen kunnen afbeeldingen worden gemaakt. De beelden kunnen met de computer als ‘plakjes’ van het lichaam worden bekeken. MRI is vooral bij hersenonderzoek een nuttig hulpmiddel.

PET (Positron Emissie Tomografie)
Het lichaam wordt ingespoten met een radioactieve stof. De stof verspreidt zich door het lichaam en zendt straling uit. Door de straling met detectoren te meten, kunnen beelden worden gemaakt. Recent onderzoek wees uit dat met een PET-scan infecties en ontstekingshaarden beter kunnen worden opgespoord dan met andere technieken.

Bron: Archief | Beeld: Shutterstock